Inhoud
Ommen (Nedersaksisch: Ommn) is een gemeente en een gelijknamige kleine stad in de Nederlandse provincie Overijssel.
Ommen ligt aan de Overijsselsche Vecht, in de streek Salland. De stad heeft sinds 1248 stadsrechten en wordt al rond het jaar 1100 genoemd als doorwaadbare plaats langs de Vecht. De gemeente telt 17.627 inwoners (1 maart 2016, bron: CBS) op een oppervlakte van 181,98 km². Dit komt neer op een dichtheid van 97 inwoners per vierkante kilometer.
Geschiedenis
Ontstaan
Ommen is ontstaan op een rivierduin bij een doorwaadbare plaats in de rivier de Vecht. Dit is goed zichtbaar rondom het Kerkplein, dat hoger is gelegen dan de straten ten zuiden en ten oosten van de kerk. De plaatsnaam verschijnt voor het eerst in 1133: Engelbertus de Umme is dan een van de getuigen bij een schenking van goederen aan de abdij Klarholz in Westfalen.
In 1248 krijgt Ommen stadsrechten van bisschop Otto III van Utrecht. De oorspronkelijke acte is verloren gegaan, hetgeen bij heel wat steden het geval is. Een document dat daarvoor moest doorgaan wordt algemeen als onecht beschouwd: het handschrift is 17e-eeuws en bevat zelfs het verkeerde jaartal (1208). Niettemin doet de inhoud authentiek aan. De naam van de bisschop wordt vermeld met een achttal getuigen, onder wie ridders en de toenmalige schouten van Salland en Vollenhove. Andere bewijzen voor de oude papieren van Ommen als stad zijn de brieven uit 1343 en 1346, waarin bisschop Jan van Arkel de rechten bevestigt. Aan een charter uit 1336 hangt het stadszegel van Ommen, waarvan het huidige gemeentewapen is afgeleid.
In de tijd van het Hanzeverbond, tot ca. 1500, waren er in deze regio een aantal belangrijke Hanzesteden als Kampen, Zwolle en Deventer. Deze zogeheten Gemeene of Principaalsteden zochten contact met kleinere steden en dorpen in hun achterland. In Overijssel was een groot aantal van deze Bijsteden aan een van de grote IJsselsteden gelieerd. Zo was de stad Ommen, met onder andere Hasselt, Gramsbergen, Oldenzaal en Enschede verbonden met de destijds belangrijke handelsstad Deventer. Behalve landbouwproducten had men in Ommen niets voor handel en transport te bieden. De geringe betrokkenheid van Ommen bij de Hanze was uitsluitend te danken aan de ligging aan een toen belangrijke vaarverbinding via de Vecht.
Ommen had tot begin 20e eeuw een centrumfunctie in de regio. Er zetelden diverse overheidsorganisaties in de stad, zoals het belastingkantoor en het kantongerecht. Het kantongerecht was vanaf 1838 de voortzetting van het in 1811 ingestelde vredegerecht Ommen. Bij het opnieuw vastleggen van de rechtsgebieden in Overijssel in 1933 werd het samen met de kantongerechten van Goor en Kampen opgeheven.
Stad en Ambt Ommen
Tot 1811 bestonden er twee bestuurlijke organisaties. Het stadsgericht Ommen, bestaande uit een smalle strook vanaf de Vecht, van de stad tot en met de Ommerschans, werd bestuurd door een eigen Stadsregering. Daarnaast had men het Kerspel of Schoutambt Ommen, als bestuursvorm voor het omliggende platteland. Ambt-Ommen omvatte destijds ook Avereest en Den Ham en werd na 1685 ook wel het schoutambt Ommen en Den Ham genoemd. Bij de introductie van de Franse bestuursorganisatie in 1811 werd Den Ham van het schoutambt Ommen gescheiden en een afzonderlijke gemeente. Het restant van het schoutambt Ommen werd met het stadsgericht Ommen verenigd tot de Mairie Ommen. In 1818 kwam de oude scheiding van de twee gemeenten Stad-Ommen en Ambt-Ommen weer terug, en werd ook Avereest een afzonderlijke gemeente. In 1923 kreeg Ommen opnieuw te maken met een herindeling toen de gemeenten Stad- en Ambt Ommen samen verder gingen als gemeente Ommen. Het oostelijke deel van Lemelerveld, tot dan behorend bij Ommen, werd in 1997 bij de gemeente Dalfsen gevoegd. De gemeente Ommen is dus, tegen de huidige tendens in, steeds kleiner geworden.
In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw was Ommen het wereldcentrum van de theosofie. Op het landgoed Eerde van Philip baron van Pallandt had Krishnamurti de Orde van de Ster in het Oosten gevestigd. Jaarlijks werden op het landgoed de Sterkampen gehouden. In 1929 hief Krishnamurtu de orde op, omdat hij tegen persoonsverheerlijking was. De baron verkocht het terrein aan de gemeente Ommen. De Sterkampen gingen tot 1939 door, en Krishnamurti was er jaarlijks gastspreker.
Strafkamp
In 1941 werd op deze plek het strafkamp Erika gevestigd. Dit kamp had volgens dr L. de Jong in zijn 'Koninkrijk' een zeer slechte reputatie, waartegen zelfs tijdens de oorlog bij de Duitsers door Nederlandse magistraten werd geprotesteerd.. Bewaker Herbertus Bikker kreeg wegens zijn wreedheid de bijnaam 'de beul van Ommen'. Hij werd na de oorlog veroordeeld en gevangengezet, maar hij ontsnapte en leefde daarna vrij in Duitsland.
Krishnamurti wenste daarom na de oorlog niet op deze plek terug te keren. Een ander kamp, Kamp Arriën, gelegen aan de Brinkweg, werd in 1940 voor de Rijksdienst voor de Werkverruiming gebouwd. Dit kamp is in 1942 gebruikt als voorpost van kamp Westerbork.
Joodse gemeenschap
Van de zeventiende eeuw tot in de Tweede Wereldoorlog bestond in Ommen een kleine Joodse gemeenschap. Deze heeft maximaal uit 90 personen bestaan. De Ommer Joodse gemeenschap bestond in 1940 uit negen gezinnen met in ongeveer 30 personen. Tijdens de bezetting vielen de Duitsers in 1941 de joodse school binnen. De meeste leerlingen en leraren konden toen nog ontkomen. Op 3 oktober 1942 werden 5 gezinnen uit Ommen naar Westerbork gedeporteerd. De mannen zaten toen al in het Joodse werkkamp Wite Peal in Sintjohannesga in Friesland. Zij werden diezelfde maand nog naar Auschwitz gedeporteerd. De vrouwen en kinderen werden direct na aankomst vermoord. De meeste mannen moesten dwangarbeid verrichten, maar overleefden geen van allen. Twee families zijn ondergedoken. Op 9 april 1943 vertrokken ook de laatste twee gezinnen en de negen Joodse leerlingen van de Quakerschool op landgoed Eerde. De gezinnen werden naar Sobibor gedeporteerd en direct na aankomst vermoord. Van de negen leerlingen keerde er ook geen terug.
Een in Hattem ondergedoken familie werd verraden en is op 3 september 1944 op naar Auschwitz gedeporteerd. Zij zijn daar direct na aankomst omgebracht. Van het andere ondergedoken gezin overleed de man tijdens de onderduikperiode, maar de vrouw en (volwassen) kinderen wisten de oorlog te overleven.
Na de oorlog is de synagoge verkocht en in 1951 afgebroken. De Joodse gemeente werd in 1947 officieel bij die van Zwolle gevoegd. Op de Joodse begraafplaats aan de Dr. A.C. van Raaltestraat is een gedenkteken opgericht voor de vermoorde Joodse medeburgers. Alleen de Joodse begraafplaats herinnert nog aan het voormalige Joodse Ommen en wordt onderhouden door de gemeente.
Toerisme
De gemeente Ommen is een bekend vakantieoord. De bossen en het Sallandse landschap zijn een rustplek voor veel vakantiegangers. Sinds 1913 werd er aan de rand van Ommen door de scouting (padvinderij) op Ada's Hoeve gekampeerd. Baron van Pallandt heeft in 1923 de Ada's Hoeve, met het omringende bosgebied langs de Vecht, aan de padvinderij geschonken. Dit terrein en een terrein bij de Steile Oever in Eerde zijn nog steeds bij Scouting Nederland in gebruik. Na de Tweede Wereldoorlog is het toerisme sterk gegroeid. In gemeente Ommen bevinden zich nu een groot aantal campings en verschillende bungalowparken. Ook is er het Nationaal Tinnen Figuren Museum gevestigd.
In de zomer zijn er verschillende activiteiten met de Ommer Bissingh, een evenement dat elk jaar in juli en augustus plaatsvindt met (rommel)markten, kermis, en allerlei activiteiten. Sinds augustus 2007 is daar een wielerwedstrijd door het centrum van Ommen bijgekomen. De bissinghwielerronde wordt elk jaar op de eerste woensdag in augustus gehouden. De Bissing is van oorsprong een traditionele jaarmarkt, die sinds 1557 op de tweede dinsdag in juli gehouden wordt en vaak twee of drie dagen duurde. Op de Bissing kwamen veel mensen uit de buurtschappen en omringende plaatsen naar Ommen voor grotere aankopen, wat veelal gepaard ging met kermis en cafébezoek. Tot in de jaren 60 was de Ommerbissing de grootste jaarmarkt in deze streek. Om de stad er netjes uit te laten zien werden vroeger de Ommenaren aan het werk gezet: zelfs het gras tussen de stenen voor de woningen diende verwijderd te worden om geen proces-verbaal te riskeren. Ook werd gecontroleerd of de schoorstenen geveegd waren; een overgeleverd gebruik uit de tijd toen veel woningen uit hout waren opgetrokken. Een andere traditie was het verhuren van de standplaatsen: na het luiden van het bissingklokje op maandagmorgen stroomden honderden kooplieden binnen voor de verloting van de plaatsen.
In 1985 is in Ommen het Nationaal Tinnen Figuren Museum gesticht. Na een verbouwing in 2006 wordt het museum tot één van mooiste tinnen figurenmusea ter wereld gerekend. In het museum worden kunst en historie verenigd. De kunstschilder Matthijs Röling beschilderde de hal van het museum met een 45 m2 grote wandschildering en de tinnen figuren zelf beelden ofwel historische gebeurtenissen uit, zoals de Slag bij Ane die in 1227 nabij Ommen werd uitgevochten, ofwel zijn het zelf miniatuur kunstwerkjes van gerenommeerde fijnschilders.
Tevens ligt Ommen aan het Pieterpad.
Verkeer
Nabij Ommen kruisen de N34/340 en de N48/348 elkaar. De N34 is eind jaren 60, bij een verbreding van de bedding van de Vecht en de aanleg van een nieuwe brug, dwars over de Markt in Ommen gelegd. Hiervoor is een groot aantal panden gesloopt en is het aangezicht van de stad sterk veranderd. Tot medio 2010 was deze verbinding voor het verkeer tussen Zwolle en Hardenberg een beruchte bottleneck vanwege de diverse kruisingen en verkeerslichten. Sinds de zomer van 2010 eindigt de N34 bij Witte Paal en heeft de N36 een nieuwe tracé ten noorden van Ommen, waardoor het doorgaande verkeer niet meer door het centrum rijdt. De Markt in Ommen wordt opnieuw ingericht en zal daarna weer een onderdeel van de stad vormen.
Sinds 15 januari 1903 beschikt Ommen over een spoorverbinding met Zwolle, als onderdeel van de spoorlijn Zwolle - Stadskanaal, aangelegd door de NOLS. Het stationsgebouw, gelegen aan de zuidkant op aanzienlijke afstand van het centrum, werd ontworpen door Eduard Cuypers. In 1905 kwam ook de verbinding met Stadskanaal tot stand. Het gedeelte tussen Emmen en Stadskanaal is later buiten gebruik gesteld. Van 1910 tot 1935 bestond ook een directe spoorlijn Deventer - Ommen via Raalte, aangelegd door de OLDO. Jarenlang heeft men geprobeerd deze lijn door te trekken naar Hoogeveen, waarbij de gemeenten Ambt-Ommen, Stad-Ommen, Avereest, Zuidwolde en Hoogeveen financieel wilden bijdragen. De ontworpen spoorweg zou de afstand van Groningen naar Deventer en Twente aanzienlijk verkorten. Onder meer door de opkomst van de autobus in de jaren 20 worden deze plannen nooit gerealiseerd. Ook de verlenging van de spoorlijn (Winterswijk) - Neede - Hellendoorn naar Ommen is vanwege de laag ingeschatte goederen- en reizigersaantallen nooit voltooid.
Buslijnen zijn lijn 31 (Ommen-Hoogeveen), lijn 81 (Ommen-Westerhaar-Almelo) en lijn 167 (Ommen-Zwolle). Lijn 667 (Ommen-Zwolle) is een scholierenlijn en rijdt slechts enkele malen per dag. Regelmatige busverbindingen naar Deventer, Almelo via Nijverdal, naar Hardenberg en naar Zwolle via Vilsteren zijn opgeheven.
Scheepvaart
Tot het eind van de 19e eeuw werd de Vecht veel gebruikt voor de scheepvaart. Er werd gevaren met kleine boten, de zogeheten vechtzompen. Over de Vecht werd o.a. Bentheimer zandsteen vervoerd. Om de hoge tolgelden bij de Duitse grens te ontlopen werd er door de schippers veel gesmokkeld. Door lage waterstanden in de zomer en het grote aantal bochten waren de vaartijden echter lang.
In het midden van de 19e eeuw kwamen ten noorden van Ommen het kanaal de Dedemsvaart gereed, met het Ommerkanaal als zijkanaal. Het kanaal liep destijds langs de oostzijde van de stad, waar een haven was bij de Hardenbergerweg. Er was toen geen directe verbinding met de Vecht. Wel kon men via een duiker onder de Hardenbergerweg door water spuien op een oude vechtarm. De scheepvaart verplaatste zich van de Vecht naar het nieuwe kanaal. In 1964 werd het kanaal gesloten voor de scheepvaart. Er kwam een nieuw tracé ten westen van Ommen. Het heeft thans een functie als afwateringskanaal.