Woudrichem (Brabants: Woerkem of Woerkum) is een gemeente in Noord-Brabant met 14.530 inwoners (1 maart 2016, bron: CBS).
De gemeente is in 1973 gevormd door fusie van de reeds bestaande gemeente Woudrichem met Almkerk c.a., Andel en Giessen.
Geschiedenis
Ontstaan van Woudrichem
Op basis van onder andere naamkundige argumenten wordt aangenomen dat Woudrichem in de negende eeuw is ontstaan. Op de oeverwal langs de rivier, waar nu de Hoogstraat en de Molenstraat zich bevinden, ontstond een marktplaats. Rond het jaar 1000 ontstaat merendeels ten noorden van de Alm, een ring van nederzettingen om Woudrichem. De rivier de Maas had toentertijd een heel andere loop en stroomde niet langs Woudrichem, maar langs Heusden naar het westen. Later verlegt de hoofdstroom zich naar de Alm en weer later naar de Waal.
Strategische ligging
Hoge Heren proberen hun machtssfeer met het Land van Altena te vergroten. Uiteindelijk wint Holland in 1332 en moeten Gelre en Brabant uit de verte toekijken. De ligging aan de rand van Holland aan de rivieren geeft Woudrichem een strategische positie. Zo is de stad in 1405 door de Arkelsen overvallen, door de Geldersen in 1511 en de Spanjaarden in 1573 en kort daarna nogmaals door de Spanjaarden. Daarna wordt het rustiger. Na de Franse tijd wordt het Land van Altena in 1815 definitief Brabants.
Stadsrecht
In de veertiende eeuw is Woudrichem zodanig uitgegroeid, dat Heer Willem V van Altena in 1356 stadsrecht verleent. De burgers kunnen nu zelf recht spreken. De graaf van Holland verplaatst in datzelfde jaar de grafelijke riviertol van Niemandsvriend, tegenover het huidige Sliedrecht, naar Woudrichem. Hierdoor en door andere voorrechten, zoals het visrecht uit 1362 - verleend door Dirk Loef van Horne, de opvolger van Willem V - komt de plaats tot bloei. In deze tijd moet ook de Martinuskerk gebouwd zijn. In 1386 begon men aan de stadsmuur.
Jacoba van Beieren
In datzelfde jaar ontneemt de graaf van Holland het leen Altena aan de Hornes. Graaf Albrecht en later zijn zoon Willem treden nu op als Heer van Altena. Pas in 1417 geeft Jacoba van Beieren Altena aan de Hornes terug. Dat Woudrichem een aanzienlijke plaats was, bewijzen de onderhandelingen die hier plaatsvonden tussen Jacoba's echtgenoot Jan van Brabant en haar oom Jan van Beieren om tot een vrede te komen (Zoen van Woudrichem). Als in 1420 de tol naar Gorinchem verplaatst wordt en in 1421 de Sint-Elisabethsvloed het achterland overspoelt, begint de economie te tanen. In 1700 is de situatie zelfs zo erg, dat de Staten van Holland vrijstelling van belasting verlenen. Het is dan ook niet vreemd, dat in de 19e en 20e het socialisme hier een vruchtbare bodem vindt.
Opstand
Wanneer in 1572 de Opstand uitbreekt, kiest ook Woudrichem voor de Prins. Op de eerste vrije Statenvergadering te Dordrecht kan Woudrichem niet aanwezig zijn vanwege de gespannen situatie. In 1573 vinden de Geuzen dat Woudrichem onverdedigbaar is en zij verbranden de stad. Op voorstel van Prins Willem van Oranje wordt Woudrichem in de periode 1583 - 1588 van wallen voorzien naar ontwerp van Adriaan Anthonisz. van Alkmaar. Deze wallen worden binnen de oude muren aangelegd, waardoor het stadsoppervlak praktisch gehalveerd wordt. Daarna wordt de stad weer opgebouwd met hulp en steun van andere steden.
Vesting
?In de loop der eeuwen is er wel wat aangepast aan de vestingwerken, maar ze liggen nog op dezelfde plaats waar Anthonisz. ze heeft gesitueerd. Na die tijd is de vesting nooit meer aangevallen. Bij de vestingwetten vanaf 1814 wordt Woudrichem als belangrijke vesting aangemerkt en opgenomen in de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Dit heeft tot gevolg dat er rondom de vesting niet gebouwd mag worden. In de dijk wordt in 1815 een sluis gebouwd om het land te kunnen inunderen. Pas in 1926 worden de bepalingen versoepeld en in 1955 wordt de vesting opgeheven. Hierna is er dan ook gelegenheid om nieuwe wijken te bouwen en aan de benauwde situatie binnen de vesting een eind te maken.
Niet alleen de militaire betekenis van Woudrichem verdween daardoor, ook de visserij, de eeuwen door de belangrijkste bron van inkomsten, moest het langzaam maar zeker afleggen tegen overbevissing,vervuiling en kanalisatie van de rivieren.